Als de watertemperatuur op zijn hoogtepunt is en de zon schijnt zullen de karpers veel in de bovenste waterlagen liggen. Zoals we weten zijn karpers koudbloedige dieren en daarom gebruiken ze zoveel mogelijk zonnestralen om op te warmen. Als het aankomt op het vangen van karper in de zomer zal je op de bodem het meeste kans maken tijdens de schemer en donkere uren. De temperatuur is dan immers een stuk koeler. Maar op het moment dat de zon opkomt zullen veel vissen naar de oppervlakte stijgen. Natuurlijk kan je ze vangen op zigs, maar ik vind het veel leuker om ze aan de oppervlakte te belagen. Deze visserij is veel spannender en soms kan je zelfs specifieke vissen uitzoeken en belagen!
Waar moet je beginnen?
Zoals bij iedere aanpak is de locatie het belangrijkste om mee te beginnen. Dat je toevallig een paar vissen tegenkomt op de eerste stek wil niet zeggen dat het de beste keuze is. Er kunnen een stek verderop tweemaal zoveel vissen liggen die je mist door gelijk te starten met vissen. Het is daarom absoluut aan te raden om eerst één of twee rondjes te lopen voor je beslist waar je wilt gaan vissen. Ik neem graag mijn aas mee tijdens deze verkenningsronde en verspreid met de katapult enkele pouches per stek. Als ik dan aankom bij de tweede ronde zie ik hopelijk al of er ergens vis actief is op de gevoerde floaters.
Als je tijdens je verkenningsrondes niets hebt gezien raad ik je aan om te kijken op de plekken waar je ze het meest verwacht. Denk aan wierrijke plekken, lelievelden en vuilhoekjes. Het mooie aan oppervlaktevissen is dat je flexibel bent en meerdere plekken kunt afvissen in korte tijd. Je kunt dus kijken waar de meeste vissen aan het azen zijn en daar tussen vissen.
Geduld is een schone zaak
Het moeilijkste van oppervlaktevissen, en het punt waar veel mensen fouten maken, is dat ze gelijk beginnen met vissen als ze een karper een floater zien pakken. Op dat moment azen de vissen nog niet met vertrouwen en kan je het beste wachten. Natuurlijk verschilt dit per dag en situatie, maar vaak gooi ik niet eens in als de vissen niet eten als Pac-Man! Het duurt soms 10 minuten om dit te bereiken, soms een uur, maar uiteindelijk zullen de vissen zonder schroom blijven eten met hun kop boven water. Dat is het moment om in te gooien en je haakaas in positie te brengen.
Op sommige dagen zal dit lastiger zijn en is het moeilijk om de vissen met vertrouwen aan het azen te krijgen en voedselnijd te creëren. Zodra je dit merkt kan je kiezen om er één te haken of toch een andere stek of water op te zoeken. Een enkel haakaasje kan soms genoeg zijn als ze wantrouwend azen, maar probeer het aas dan op de route van de karper te leggen. Je zult je nog verbazen hoe vaak dat zijn vruchten afwerpt!
Kleine beetjes, maar regelmatig!
Voor mij het regelmatig voeren van kleine hoeveelheden floaters het meest succesvol gebleken. Het zorgt er niet alleen voor dat de karpers steeds terugkomen ivm het verse aas en de attractors, maar ik geloof er ook in dat ze het geluid van het voeren (landen op het water) herkennen als een voersignaal. Het kan er ook voor zorgen dat er voedselnijd optreedt door op deze manier te voeren, omdat de karpers bang zijn dat ze te laat zijn als ze niet snel op het voer duiken. Ze azen dan met veel meer vertrouwen en de kans op een opname van je haakaas is veel groter dan wanneer er honderden voedseldeeltjes liggen.
Aan veel voeren kleven nog meer nadelen. Allereerst kan het zijn dat de vissen helemaal niet actief zijn en het voer blijft liggen. In zo’n geval heb je direct je eigen kansen om zeep geholpen. Ook kan de wind er voor zorgen dat je voer de verkeerde richting op drijft voor de vissen het voer hebben gevonden. Het laatste wat je wilt is dat je voer een stek indrijft waar een andere visser actief is.
Wanneer het echt taai is
Op sommige dagen zal je ervaren dat de vissen er klaar voor lijken, maar echt helemaal niets doen. Je kunt de floaters dan voor hun neus laten liggen en ze negeren alles. Dit is het moment dat het heilige stukje korst in mijn plan verschijnt. Een groter, meer aanwezig aas kan ze soms net over de streep trekken om te gaan azen terwijl de rest faalt. Een enkel stukje brood vlak voor de neus laat de vis vaag naar de oppervlakte stijgen.
Brood is tevens een fantastische methode als floaters geen optie zijn. Denk bijvoorbeeld aan het vissen over wier of lelies. In het brood kan je de haak verstoppen zodat je niet steeds vast komt te zitten. Een mooi stuk brood in een gaatje kan je zeker een bonusvis opleveren! Een ander gunstig aspect ervan is dat je grotere en sterkere haken kunt gebruiken. Dit kom omdat je lijn grotendeels wegvalt over het wier en de lelies.
Minimaliseer je uitrusting
Het oppervlaktevissen vereist een bepaalde finesse. Je zal je end tackle zo onopvallend mogelijk moeten maken om de karpers niet af te schrikken. Het is heel belangrijk om een drijvende hoofdlijn te gebruiken. Zo heb je niet alleen beter contact met een floater, maar hij zinkt ook niet af waardoor vissen tegen de lijn kunnen zwemmen en kunnen schrikken.
Voor de onderlijn geldt hetzelfde. Ik probeer te vissen met een zo dun mogelijke diameter die de situatie toelaat. Vanzelfsprekend pas ik dit aan als er veel wier of obstakels aanwezig zijn. De veiligheid van de karper gaat boven alles, maar hoe dunner hoe beter!
Als het aankomt op de haak gebruik ik graag een kortstelige haak met een wide gape. De Apex Beak Points doen hun werk perfect in een maatje 8. Dit gecombineerd met een Duo Floater zorgt ervoor dat de haak wegvalt in het silhouette van het haakaas en de karper minder argwanend is. Het is met floaters heel belangrijk om de karpers te laten gokken. Ik mix daarom aas in verschillende diameters, waaronder 6mm, 11mm en gewone hondenbrokken voor de afwisseling. Dit zorgt er ook voor dat de vissen minder makkelijk je haakaas opmerken.
Werp over de vissen, niet er midden in
Als je de vis goed aan het vreten hebt aan de oppervlakte is het tijd om een hengel te positioneren. Een veelgemaakte fout is dat men midden tussen de azende vissen werpt. Hiermee verpest je vaak je eigen kans voordat je goed begonnen bent! Het is verstandiger om ruim over de vissen heen te werpen. Zo kan je heel voorzichtig je haakaas terugtrekken en daarmee voorkom je verstoring tussen de azende karpers. Door dit te doen kan je ook een zwaardere controller gebruiken waardoor de karper zich makkelijker zelf haakt bij een aasopname. Als ik vis met grotere controllers dan kort ik mijn onderlijn in tot 50 a 100 centimeter. Hierdoor creëer je eenvoudig een zelfhaaksysteem. Als ik een lichtere controller gebruik, puur om verder te werpen, dan laat ik de onderlijn wel wat langer.
Door voorbij de karpers te gooien en ze niet te verschrikken is een aanbeet hopelijk niet ver weg. Oppervlaktevissen is een enorm spannende manier om karper te vangen en je zit altijd op het puntje van je stoel. Het is een methode die nog steeds erg ondergewaardeerd wordt, maar ik zorg altijd dat ik de materialen ervoor bij me heb. Zeker in de zomer!
Zo monteer ik mijn Duo Floaters
James Armstrong